De voorzitter opent de vergadering.
Artikelen 40 en 41 van het decreet over het lokaal bestuur
Met een aangetekende brief die betekend werd op 22 november 2022 diende raadslid Marjan Lootens haar ontslag als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn. Dit ontslag als lid voor de raad van maatschappelijk welzijn wordt ter kennis gebracht van de raad.
Artikelen 13, 14 en 15 van het decreet over het lokaal bestuur
Mondelinge toelichting wordt ter zitting gegeven door de voorzitter, dhr. Kris Vincke.
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: Er wordt kennis genomen van het ontslag van mevr. Marjan Lootens als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van Beernem.
Artikel 2: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van dhr. provinciegouverneur zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet lokaal bestuur.
Artikelen 40 en 41 van het decreet over het lokaal bestuur m.b.t. de bevoegdheden van de gemeenteraad
Mevr. Marjan Lootens deelde als verkozen lid van de raad voor maatschappelijk welzijn van de CD&V-lijst met een brief van 22 november 2022 haar ontslag in.
De raad voor maatschappelijk welzijn heeft hiervan kennis genomen in de huidige zitting.
Dhr. Piet De Rycke is de eerste opvolger, mevr. Ellyn Cobbaert is de tweede opvolger, mevr. Martina Verstrynge is de derde opvolger en dhr. Arthur De Brabander is de vierde opvolger op de lijst nr. 0 (CD&V) waartoe het te vervangen raadslid behoort, die in aanmerking komen voor de opvolging. Dit blijkt uit het PV van de installatievergadering d.d. 02 januari 2019 - punt 1 "geldigverklaring van de resultaten van de verkiezingen".
Dhr. Piet De Rycke heeft zijn mandaat als OCMW-raadslid reeds opgenomen omdat dhr. Johan De Rycke afstand deed van zijn mandaat als OCMW-raadslid bij aanvang van deze legislatuur.
Mevr. Ellyn Cobbaert en mevr. Martina Verstrynge hebben laten weten dat ze wensen te verzaken aan hun mandaat. Dhr. Arthur De Brabander heeft bevestigd zijn mandaat als OCMW-raadslid te willen opnemen.
De raad voor maatschappelijk welzijn gemeenteraad dient de geloofsbrieven van dhr. Arthur De Brabander te onderzoeken en goed te keuren, akte te nemen van zijn eedaflegging als gemeenteraadslid en hem als raadslid aan te stellen.
Uit het onderzoek van de geloofsbrieven van dhr. Arthur De Brabander blijkt dat hij nog steeds voldoet aan alle gestelde vereisten van verkiesbaarheid en zich niet in een geval van onverenigbaarheid bevindt, hetzij wegens uitoefening van een bediening, hetzij wegens bloed- of aanverwantschap. Het bewijs is ook geleverd dat voornoemde opvolger Belg of EU-onderdaan is en voldoet aan de voorwaarden van leeftijd en woonst.
Mondelinge toelichting wordt ter zitting gegeven door de voorzitter, dhr. Kris Vincke.
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: De geloofsbrieven van Arthur De Brabander waaruit blijkt dat zij voldoet aan de voorwaarden om als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn te zetelen, worden goedgekeurd.
Artikel 2: Er wordt akte genomen van de eedaflegging door Arthur De brabander die in handen van de voorzitter de voorgeschreven eed "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen" aflegt.
Artikel 3: Dhr. Arthur De Brabander wordt als lid van de raad voor maatschappelijk welzijn aangesteld.
Artikel 4: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van dhr. provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet over het lokaal bestuur. De Vlaamse Regering wordt hiervan binnen de 20 dagen ook op de hoogte gebracht via een elektronische aangifte naar de mandatendatabank.
Artikelen 40 en 41 van het decreet over het lokaal bestuur
Tijdens de installatievergadering van de raad voor maatschappelijke welzijn van 02 januari 2019 werd de rangorde van de raadsleden vastgesteld. Dit werd vastgelegd in het PV van de installatievergadering onder punt 3 "Installatie van de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn en vaststelling van hun rangorde".
Na het ontslag van mevr. Marjan Lootens als lid raad voor maatschappelijke welzijn en de aanstelling van dhr. Arthur De Brabander als raadslid dient de rangorde van de raadsleden opnieuw vastgesteld te worden.
Omzendbrief KB/ABB 2018/3 betreffende de start van de lokale en provinciale bestuursperiode, punt 2.4
Mondelinge toelichting ter zitting wordt gegeven door de voorzitter, dhr. Kris Vincke.
Nieuwe rangorde van de raadsleden
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: Er wordt overgegaan tot hervaststelling van de rangorde van de leden raad voor maatschappelijke welzijn volgens de bijhorende bijlage.
Artikel 2: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van dhr. provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet over het lokaal bestuur.
De notulen van de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 17 november 2022 worden ter goedkeuring voorgelegd.
Artikelen 277 §1 en 278 §1 van het decreet lokaal bestuur
Ontwerpnotulen van de zitting van de raad voor maatschappelijk welziijn van 17 november 2022
De notulen van de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 17 november 2022 worden goedgekeurd.
Artikelen 40 e.v. en 77 e.v. DLB
In de zitting van de raad voor maatschappelijk welzijn van 19 december 2019 werd het meerjarenplan 2020-2025 van het OCMW vastgesteld.
De aanpassing 4 van het meerjarenplan 2020-2025 voor het OCMW is vastgesteld in de zitting van 15 december 2022.
De aanpassing 5 van het meerjarenplan 2020-2025 voor het OCMW Beernem wordt nu ter vaststelling voorgelegd aan de raad voor maatschappelijk welzijn.
De regels die van toepassing zijn voor de opmaak van het meerjarenplan 2020-2025 zijn vastgelegd in:
Mondelinge toelichting wordt ter zitting gegeven door schepen Patricia Waerniers, bevoegd voor financiën.
Er zijn tussenkomsten door raadsleden Jef Vansteenhuyse en Gijs Degrande beantwoord door Schepenen Patricia Waerniers, Claudio Saelens, Jan Vanassche en burgemeester Jos Sypré.
De N-VA fractie voegt volgende verklaring toe aan hun stemgedrag :
De begroting blijft kwetsbaar en botst op elke limiet. De schuld wordt nog eens één jaar doorgeschoven en blijft bijzonder hoog op 30 miljoen. De gecorrigeerde autofinanciering bedraagt nog amper 2.072 euro. Noodgedwongen wordt bespaard op onderhoud en noodzakelijke investeringen patrimonium, infrastructuur, werkingskosten, enz. Kortom, op die kerntaken van het lokaal bestuur. De begroting wordt ‘gered’ door hogere inkomsten, de indexering KI en de gewijzigde personenbelasting. Er zijn maar liefst 8,6 miljoen extra inkomsten, waarvan bijna 7 miljoen extra belastingen. Elke Beernemnaar zal de komende drie jaar 537 euro extra betalen. Voor een modaal gezin loopt dat al snel op tot 1750 euro extra. En dat bovenop de forse belastingverhoging die het bestuur begin deze legislatuur heeft doorgevoerd. Daar tegenover staat dat er geen enkele voorzichtigheid of buffer wordt ingebouwd. En dat is een enorm risico. Als straks de inkomsten lager uitvallen dan de hoge ramingen, dan zitten we met een gigantisch probleem. Daarnaast is het ook de vraag hoe al de grote aangekondigde plannen zullen betaald worden. Denken we aan het DNA van het dorp, klimaatplan, kerkenplan, kinderopvang, jeugd, openbare toiletten enz. Kortom : zonder de grote, extra inspanning van de Beernemse belastingbetaler was er vandaag een gigantisch probleem. Deze begroting schuift dat probleem enkel voor zich uit. De N-VA-fractie roept op budgettaire nuchterheid en voorzichtigheid.
Artikel 1: De aanpassing 5 van het meerjarenplan 2020-2025 voor het OCMW Beernem wordt vastgesteld.
Artikel 2: Deze beslissing wordt gemotiveerd door het principe van goed bestuur waarbij de nodige budgetten voorzien worden om de doelstellingen te realiseren die het bestuur voor ogen heeft.
Artikel 3: De voorliggende aanpassing 5 van het meerjarenplan 2020-2025 wordt voor goedkeuring overgemaakt aan de gemeenteraad in de zitting van 15 december 2022 en vervolgens wordt het geïntegreerd meerjarenplan gemeente en OCMW Beernem aan de toezichthoudende overheid en in een digitaal bestand aan de Vlaamse Regering overgemaakt.
Artikel 4: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht aan de heer provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het DLB.
Decreet over het Lokaal Bestuur
Op 01 januari 2010 werd voor het contractueel personeel een aanvullend pensioenstelsel, de tweede pensioenpijler, ingevoerd. De (verplichte minimum) bijdrage bedroeg 1% van het pensioengevend jaarloon. In het meerjarenplan 2020-2025 is onder actie 27.1.12 opgenomen dat de verhoging van de 2de pensioenpijler voor contractueel personeel zal gerealiseerd worden. De bijdrage werd op 01 januari 2020 verhoogd tot het nieuwe wettelijke minimum van 2,5%. In het BOC van 23 november 2022 werd het voorstel van verhoging tot 3% vanaf 01 januari 2023 besproken en goedgekeurd.
Er is een groot verschil in pensioenbedrag tussen statutair en contractueel personeel. Het merendeel van tewerkstelling bij ons lokaal bestuur is contractueel.
Bij de invoering van de tweede pensioenpijler op 01 januari 2010 werd de bijdrage vastgesteld op (wettelijk verplichte) 1% van het pensioengevend jaarloon.
Op 01 januari 2020 werd de pensioenbijdrage verhoogd van 1% naar 2,5%. Om de kloof tussen de pensioenen van contractueel en statutair personeel te verkleinen, is het gerechtvaardigd om de aanvullende pensioenbijdrage voor contractueel personeel verder te verhogen.
In de naburige steden en gemeenten (bv. Brugge, Oostkamp, Zedelgem) is de bijdragevoet minstens 3%. Door gelijke loon- en arbeidsvoorwaarden, blijven we een financieel interessante werkgever en vergroten we de kans om sollicitanten uit de regio aan te trekken.
De vakbondsafvaardigingen agendeerden in het verleden al een paar keer de verhoging van de tweede pensioenpijler.
Door de tweede pensioenpijler vast te leggen op 3% voldoen we aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een korting op de responsabiliseringsbijdrage.
De responsabiliseringsbijdrage is een bedrag dat een lokaal bestuur dient te betalen indien de pensioenlast van de gewezen statutaire personeelsleden en/of hun rechthebbenden van OCMW Beernem, méér bedraagt dan de wettelijke basispensioenbijdragen van het in dienst zijnde statutair personeel van OCMW Beernem. Het OCMW heeft onvoldoende statutaire personeelsleden in dienst om de pensioenlast van haar gepensioneerde statutairen te dragen en is sinds 2021 een responsabiliseringsbijdrage verschuldigd. In 2023 bedraagt die: € 17.837,00. Volgens simulaties van de federale pensioendienst 2019-2025 verhoogt de bijdrage in 2024 tot € 24.926,00 en in 2025 tot € 32.144,00. Het exacte bedrag van de korting hangt af van het beschikbaar budget van de federale pensioendienst en kan niet gesimuleerd worden.
Mondelinge toelichting ter zitting wordt gegeven door burgemeester Jos Sypré, bevoegd voor personeelsbeleid.
| Dienst |
personeel |
| Omschrijving |
verhoging met 0,5 % aanvullende pensioenbijdrage contractueel personeel met ingang van 01 januari 2023 |
| Raming |
budget voor aanvullende pensioenbijdrage van 0,5% wordt voorzien in wijziging MJP |
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: De raad voor maatschappelijk welzijn gaat akkoord om de bijdrage tweede pensioenpijler voor contractueel personeel met ingang van 01 januari 2023 te verhogen naar 3 %
Artikel 2: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de heer provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet over het lokaal bestuur.
In het meerjarenplan 2020-2025 (actie 321) is vermeld dat er binnen de wettelijke mogelijkheden werk wordt gemaakt van eenzelfde verlofregeling voor statutair en contractueel personeel. In de huidige regeling genieten statutaire personeelsleden een andere verlofregeling dan contractueel personeel.
In het meerjarenplan 2020-2025 (actie 321) is vermeld dat er binnen de wettelijke mogelijkheden werk wordt gemaakt van eenzelfde verlofregeling voor statutair en contractueel personeel. In de huidige regeling genieten statutaire personeelsleden een andere verlofregeling dan contractueel personeel.
Voor het contractueel personeel is de vakantieregeling van de private sector van toepassing, d.w.z dat de vakantiedagen berekend worden op de prestaties in het vakantiedienstjaar (= het voorgaande jaar).
Voor het statutair personeel is de vakantieregeling publieke sector van toepassing worden de vakantiedagen berekend op basis van de prestaties in het lopende jaar.
Het toepassen van 2 verschillende verlofstelsels voor personeelsleden die vaak hetzelfde werk doen, past niet in het streven naar eenzelfde regeling berekening van verlofdagen.
Vandaar het voorstel om voor alle personeelsleden hetzelfde verlofstelsel toe te passen nl. verlofstelsel van de publieke sector.
Mondelinge toelichting ter zitting wordt gegeven door burgemeester Jos Sypré, bevoegd voor personeelsbeleid.
In plaats van 30,95% bedraagt de patronale RSZ bijdrage van de vakantieregeling publieke sector 28,86%. De 2,09% is een besparing van € 26.800,00 op jaarbasis.
Bij de omschakeling van vakantieregeling private sector naar publieke sector zal er vakantiegeld uitbetaald worden aan alle contractuele medewerkers nl. het loon voor de verlofdagen van 2023, die ze opgebouwd hebben door hun prestaties in 2022 (= enkelvoudig vakantiegeld).
Dit is een - éénmalige - geschatte uitgave van € 129.000,00. Deze uitgave zal terugverdiend zijn na +/- 5de jaar nl. 5 jaar x besparing RSZ € 26.800,00/jaar = +/- € 129.000,00.
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: De raad voor maatschappelijk welzijn beslist om vanaf 01 januari 2023 voor het contractueel personeel het vakantiestelsel van de publieke sector toe te passen.
Artikel 2: art. 181, 182 en 183 en art. 225bis in de rechtspositieregeling worden als volgt aangepast.
Afdeling II. Het vakantiegeld
Art. 181: In deze afdeling wordt verstaan onder.
1° referentiejaar: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin vakantie wordt toegekend.
2° jaarsalaris: het salaris op jaarbasis of in voorkomend geval het wachtgeld of de uitkering uitbetaald in de plaats van een salaris, aangevuld met de eventuele haardtoelage of standplaatstoelage.
3° variabel salaris: de toelagen, toegekend op grond van deze rechtspositieregeling, met uitzondering van de haardtoelage, standplaatstoelage.
Art. 182: Het statutair, op proef benoemd en contractueel personeelslid ontvangt jaarlijks een vakantiegeld krachtens het decreet van 8 mei 2002 houdende wijziging van verschillende bepalingen betreffende de haard- en standplaatstoelage en het vakantiegeld van het gemeente- en provinciepersoneel en het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2002 betreffende de toekenning en de vaststelling van het vakantiegeld van het gemeentepersoneel en het provinciepersoneel.
Art. 183: Het vakantiegeld van het personeelslid bedraagt voor volle prestaties die gedurende het hele referentiejaar werden verricht 92% van een twaalfde van het jaarsalaris, aangepast volgens de indexverhogingscoëfficiënt die van toepassing is op het salaris van de maand maart van het vakantiejaar.
Als het personeelslid in de maand maart van het vakantiejaar géén of slechts een gedeeltelijk salaris ontvangen heeft, dan wordt het percentage vermeld in het eerste lid, berekend op basis van het salaris dat voor diezelfde maand betaald zou zijn geweest als het personeelslid zijn ambt wel volledig had uitgeoefend.
Aan het contractueel personeelslid wordt in geval van een variabel salaris in het referentiejaar een bijkomende vergoeding als aanvullend vakantiegeld toegekend. Deze bijkomende vergoeding wordt als volgt vastgesteld: 15,67% van het totaal bedrag aan bruto variabel salaris in de referentieperiode.
Art. 225bis:
§1. Elke periode met recht op salaris geeft recht op jaarlijkse vakantiedagen. Een erkende stakingsdag wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.
Voor alle personeelsleden worden de vakantiedagen berekend op basis van de prestaties in het vakantiejaar (d.i. het lopende jaar).
Volgende periodes worden gelijkgesteld en geven verhoudingsgewijs recht op jaarlijkse vakantie
Volgende periodes zonder recht op salaris, geven geen recht op jaarlijkse vakantie
Als een personeelslid in de loop van het jaar in dienst treedt of zijn functie definitief neerlegt, worden zijn vakantiedagen in evenredige mate verminderd. Dit is eveneens het geval bij afwezigheden zonder recht op salaris of bij het verrichten van deeltijdse prestaties.
Als deze berekening leidt tot een niet geheel getal wordt het aantal vakantiedagen waarop het personeelslid recht heeft afgerond naar boven, tot het eerstvolgende gehele getal. Het bekomen aantal dagen wordt omgerekend in uren volgens de formule ‘aantal vakantiedagen x 7,6
§2. Als een personeelslid in de loop van eenzelfde jaar meerdere periodes van niet-gelijkgestelde afwezigheden zonder recht op salaris bekomt of één of meerdere wijzigingen van het aantal uren wekelijkse prestaties, dan wordt bij de berekening van het aantal vakantiedagen telkens rekening gehouden met de bedoelde afwezigheden of de deeltijdse prestaties alsof ze één geheel vormden.
§3. Als het personeelslid ziek wordt voor de aanvang van een vakantiedag of een periode van vakantiedagen, dan wordt de vakantie opgeschort. Voor statutaire personeelsleden worden de ziektedagen aangerekend op het beschikbare ziektekrediet.
Als het personeelslid ziek wordt tijdens zijn vakantie, dan wordt de vakantie niet opgeschort. Als een personeelslid tijdens zijn vakantie in het ziekenhuis opgenomen wordt, dan wordt de vakantie opgeschort vanaf de eerste dag van de ziekenhuisopname.
§4. Elk personeelslid kan één werkweek overdragen naar het volgende kalenderjaar. De teller van over te dragen verlof wordt bepaald op basis van de prestatiebreuk die van toepassing is op 1 november van het lopende jaar. Het verlof dat overgedragen wordt naar volgend jaar moet opgenomen worden uiterlijk op 30 april van dat jaar. Indien een personeelslid op het einde van het kalenderjaar arbeidsongeschikt is, wordt er één werkweek overgedragen naar het volgende kalenderjaar. Indien de overgedragen verlofdagen niet tegen eind april kunnen opgenomen worden, vervallen deze dagen in principe op 1 mei. De algemeen directeur kan op verzoek van het personeelslid beslissen om deze verlofdagen alsnog over te dragen.
Artikel 3: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de heer provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet over het lokaal bestuur.
De voorzitter sluit de vergadering.
Namens OCMW-raad,
Els Declerck
algemeen directeur
Kris Vincke
voorzitter