Alle steden en gemeenten in Vlaanderen zijn verplicht om een deontologische commissie op te richten. Deze commissie ziet toe op de verantwoordelijke invulling van de lokale politieke mandaten. We hebben al een deontologische code voor de leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en het BCSD (algemene leidraad voor lokale mandatarissen om deontologisch correct te handelen als ze hun mandaat uitoefenen), goedgekeurd in de raad voor maatschappelijk welzijn van 17 december 2020. De deontologische code is nu aangepast en regelt voortaan ook de samenstelling, werking en bevoegdheid van de deontologische commissie.
De raad voor maatschappelijk welzijn ziet erop toe dat de deontologische code nageleefd wordt en richt daartoe een deontologische commissie op. Deze commissie wordt samengesteld uit de fractievoorzitters en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. Elke fractie draagt ook een plaatsvervanger voor. De deontologische commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn. De commissie kiest uit de leden een plaatsvervangende voorzitter.
Iedereen die vermoedt dat een regel van de deontologische code is overtreden, kan hiervan schriftelijk melding maken. De deontologische commissie onderzoekt de meldingen en klachten over vermeende schendingen van de deontologische code. De deontologische commissie kan ook advies uitbrengen met betrekking tot de bepalingen van de deontologische code.
Decreet van 01 februari 2023 tot wijziging van het decreet van 22 december 2017 over het lokaal bestuur, wat betreft de oprichting van een deontologische commissie bij de gemeenteraad en de districtsraad.
Mondelinge toelichting ter zitting wordt gegeven door dhr. Kris Vincke, voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn.
Deontologische code voor lokale mandatarissen raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en het BCSD
Er zijn geen tussenkomsten.
Artikel 1: De raad voor maatschappelijk welzijn keurt de aanpassing van de deontologische code voor leden van de raad voor maatschappelijk welzijn, het vast bureau en het BCSD goed.
Artikel 2: Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de heer provinciegouverneur, zoals bepaald in artikel 330 e.v. van het decreet lokaal bestuur.